Calcium (kalk) is een mineraal dat belangrijk is voor de opbouw en het onderhoud van botten. Bovendien is het nodig voor een goede werking van zenuwen en spieren, en – in het geval van vogels – voor de productie en het leggen van eieren. Het is daarom van belang dat het calciumgehalte in het lichaam nauw gereguleerd wordt.
In het lichaam zijn diverse hormonen aan het werk om dit te bewerkstelligen, zoals calcitonine (bij vogels geproduceerd door de zogenaamde ultimobranchiaal klieren) en paraathormoon (geproduceerd door de bijschildklieren). Daarnaast spelen ook vitamine D (dat onder andere geproduceerd wordt in de huid onder invloed van UV-B uit zonlicht), fosfaat en magnesium een rol bij het in evenwicht houden van het calciumgehalte in het bloed.
Wanneer een laag calcium in het bloed gesignaleerd wordt zal het lichaam reageren door meer paraathormoon vrij te geven, dat samen met vitamine D op zijn beurt ervoor zorgt dat er calcium uit de botten wordt gemobiliseerd, terwijl de calciumuitscheiding door de nieren wordt beperkt en de opname in de darm wordt verhoogd. Andersom zal bij een te hoog gehalte aan calcium het lichaam reageren door de opname van calcium in de darm te beperken, de uitscheiding te verhogen en meer calcium in de botten op te slaan. Als het niet lukt om dit evenwicht te bewaren kan een tekort (hypocalcemie) of overschot (hypercalcemie) ontstaan, waardoor een vogel ziek wordt.
Een tekort aan calcium kan onder andere ontstaan door voedingsfouten, bijvoorbeeld wanneer het aangeboden voer te weinig calcium of teveel fosfaat bevat, of wanneer de verhouding tussen calcium en fosfaat in het voer verkeerd is (fosfaat gaat namelijk een verbinding aan met calcium waardoor het niet beschikbaar is voor andere processen). Bij papegaaien is dit vooral het geval bij vogels die een dieet aangeboden krijgen dat grotendeels of alleen uit zaden bestaat, omdat deze relatief weinig calcium bevatten, terwijl er verhoudingsgewijs veel fosfaat aanwezig is. Met name grijze roodstaart papegaaien lijken hier gevoelig voor te zijn, waarbij verschijnselen als spierkrampen en toevallen gezien worden als gevolg van een acuut calciumtekort in het bloed, maar ook bij ander soorten worden dergelijke verschijnselen soms waargenomen.
Een calciumgebrek ligt ook op de loer wanneer sprake is van verhoogde behoefte aan calcium, bijvoorbeeld in het geval van een vogel die (veel) eieren legt of een jonge vogel die in de groei is. Bij jonge vogels kan dit leiden tot een gestoorde botontwikkeling, kromme botten en botbreuken, terwijl bij eierleggende vogels een calciumtekort leidt tot het ontwikkelen van legnood, cloacaprolaps, zachtschalige of windeieren, en botontkalking met een verhoogd risico op botbreuken.
Ook een tekort aan vitamine D is een belangrijke oorzaak voor het ontwikkelen van een calciumgebrek. Een vitamine D tekort kan op zijn beurt ontstaan door onvoldoende blootstelling aan (direct) zonlicht of UV-B straling, onvoldoende opname van vitamine D vanuit het voer of een gestoorde lever- of nierfunctie. Met name binnengehouden vogels lopen een groter risico op het ontwikkelen van een vitamine D tekort, zeker wanneer geen UV-B lamp aangeboden wordt. Echter, ook in
het geval van (permanent) buiten huisvesten is geen garantie te geven dat geen vitamine D tekort kan optreden: in Nederland is immers de hoeveelheid UV-B straling verhoudingsgewijs beperkt ten opzichte van de landen waar papegaaien van nature leven, zeker tijdens de wintermaanden. Dat kan betekenen dat papegaaien in deze regio sneller een vitamine D tekort ontwikkelen, wat op lange termijn botontkalking en een verhoogd risico op botbreuken tot gevolg kan hebben, en mogelijk ook kan leiden tot andere gezondheidsproblemen. Om die reden wordt bij papegaaien sinds een aantal jaar het vitamine D gehalte in het bloed meer routinematig gemeten.
Bij vogels waarbij een tekort aan calcium en/of vitamine D in het bloed is vastgesteld wordt vaak gestart met het toedienen van supplementen. In het geval van acute verschijnselen zoals legnood of spierkrampen gebeurt dat vaak in de vorm met injecties zodat het tekort sneller kan worden gecorrigeerd, en wordt daarna vaak overgegaan op orale supplementen, die ook worden ingezet bij vogels waarbij sprake is van botontkalking en/of waarbij een te laag calcium en/of vitamine D gehalte gemeten wordt zonder specifieke verschijnselen. Daarnaast worden meestal ook andere, lange-termijn maatregelen geadviseerd zoals het overwennen van de vogel naar een meer gebalanceerd dieet (pellets of Nutriberries) en zorgen voor een hogere blootstelling aan UV-B door het gebruik van speciale lampen of de vogel vaker mee naar buiten te nemen.
Omdat een calcium en/of vitamine D gebrek met enige regelmaat worden vastgesteld bij papegaaien vragen veel eigenaren zich af of het zinvol of nodig is om het dieet van een vogel standaard aan te vullen met calcium en/of vitamine D. In principe dient een goed gebalanceerd voer dat is afgestemd is op de behoeften van de volwassen vogel voldoende calcium te bevatten dat supplementen niet nodig zijn. Dergelijke voeding voorziet echter niet altijd in situaties wanneer sprake is van een verhoogde calciumbehoefte, zoals het geval is bij vogels die eieren leggen, in de groei zijn of waarbij sprake is van botontkalking. In deze gevallen kan het dus nodig en zinvol zijn om meer routinematig calcium en/of vitamine D supplementen aan te bieden.
Een andere vraag is of het kwaad kan om standaard calcium of vitamine D supplementen toe te dienen. Of dat het geval is hangt af van verschillende factoren. Het lichaam zal bij het optreden van een overmaat aan calcium in het bloed normaal gesproken direct maatregelen nemen om de opname van calcium te beperken en de overmaat aan calcium uit te scheiden via de nieren. Hoewel dit in de meeste gevallen lukt, zijn er ook situaties mogelijk waarbij dit niet het geval is, bijvoorbeeld wanneer de vogel een overmaat aan vitamine D toegediend krijgt, of wanneer sprake is van bijvoorbeeld stofwisselingsziekten, nierproblemen of kanker. In deze gevallen is het lichaam vaak minder goed in staat om de overmaat aan calcium uit te scheiden en kan een langdurige hypercalcemie ontstaan. Dit kan vervolgens kalkneerslagen veroorzaken in verschillende weefsels van het lichaam, zoals de nieren veroorzaken, die daardoor beschadigd raken, met alle gevolgen van dien.
Of het ontwikkelen van een overmaat aan calcium en/of vitamine D een wezenlijk risico vormt hangt gelijktijdig ook sterk af van de hoeveelheid en samenstelling van de supplementen die worden toegediend, en de wijze waarop de aanvulling gedaan wordt. Een risico op overdosering zal immers eerder aan de orde zijn bij ernstige
overschrijding van de dagelijkse behoeften dan wanneer slechts kleine hoeveelheden supplement gegeven worden, of wanneer preparaten gebruikt worden waarin zowel calcium als vitamine D aanwezig zijn ten opzichte van preparaten waarin uitsluitend calcium aanwezig is. Ook is er een groot verschil tussen vrijwillige opname (door sepia of een mineralenblok in de kooi op te hangen waar de vogel desgewenst van kan eten) ten opzichte van onvrijwillige opname (wanneer het preparaat door het voer gemengd wordt).
Omdat de behoefte aan calcium en vitamine D van een vogel afhankelijk zijn van de betrokken soort, de leeftijd, reproductie- en gezondheidsstatus van de vogel, samenstelling van het dieet en de wijze waarop de vogel gehouden worden is het altijd raadzaam om eventuele calcium en/of vitamine D aanvulling zoveel mogelijk in overleg met een vogelarts te doen. Die kan helpen om een juiste afweging te maken tussen de noodzaak versus risico’s van toediening van calcium en/of vitamine D supplementen, en bovendien bloed afnemen om het calcium- en vitamine D gehalte in het bloed te bepalen zodat beter onderbouwde beslissingen genomen kunnen worden. Meten is immers weten!
Bron: Dr. Yvonne van Zeeland Dierenarts-Specialist Vogelgeneeskunde